Werkgelegenheid: het Nederlands mirakel

De werkgelegenheid in Nederland heeft zich fors ontwikkeld sinds begin jaren ’90. In 1993 werkten er ruim 6,6 miljoen mensen, in 2018 waren het er bijna 8,8 miljoen.

Een groei die door toenmalig hoogleraar Visser in 1998 al ‘het Nederlands mirakel’ werd genoemd. De opkomst van vrouwen op de arbeidsmarkt draagt het meeste bij aan dit resultaat. Dit veelal in deeltijdwerk, CBS-deeltijdcijfers 2018 zijn:

– vrouwen          74%

– mannen           27%

– NATIONAAL    49%

Visser sprak in 2002 ook al over Nederland als de eerste deeltijdeconomie in de wereld.

 

Flexibel werk sterk toegenomen

De onderstaande grafiek toont in één oogopslag dé kwestie van de Nederlandse arbeidsmarkt- en arbeidsverhoudingen.

Rond het jaar 2000 was het aandeel flexibele arbeid, toen voornamelijk uitzendkrachten en tijdelijke arbeidsovereenkomsten, gegroeid tot ruim 10%. De verwachting was dat het niet verder zou stijgen: bedrijven zouden immers zichzelf in de voet schieten door zo’n losse omgang met kennis en ervaring. Het toenmalige vooruitzicht is een volstrekte illusie gebleken.

 

De aard van flexibel werk is sinds 2000 nog diverser geworden. De Werkgevers Enquête Arbeidsomstandigheden bevraagt werkgevers over de bezetting in hun organisatie. Die blijkt sinds 2012 ongeveer 30% flexibel. De uitsplitsing over 2019 is als volgt:

– tijdelijk                  11,3%

– oproepkrachten     7,5%

– zzp’ers                    6,1%

– uitzendkrachten     2,4%

– gedetacheerden    1,7%

– TOTAAL               29,0%

De meest recente ontwikkeling is de opkomst van platformwerk. Europees agentschap Eurofound meldt in haar Yearbook 2020 schattingen uit 2018 dat 1 à 2 procent van de Europeanen dat als hoofdactiviteit heeft. Meestal gaat dat om werk waarbij ‘het algoritme’ de dienst uitmaakt, veel genoemde voorbeelden daarvan zijn Uber en Deliveroo. Eurofounds figuur 10 toont dat Nederland het hoogst scoort wat betreft platformwerk als voornaamste job van mensen. Onduidelijk is echter in hoeverre daarin speelt dat scholieren en studenten naar het lijkt in Nederland meer dan hun leeftijdgenoten elders baantjes hebben.

Nederland heet internationaal gezien ‘kampioen flexwerk’. Nergens in de EU lijkt in één generatie het aandeel flexwerk zo snel gestegen, zo toont figuur 5.2 uit de samenvattende rapportage van het evaluatieonderzoek van de Wet werk en zekerheid.

De evaluatie van de Wet Werk en Zekerheid, juni 2020; bekijk in het bijzonder de samenvattende rapportage van SEO Economisch Onderzoek

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2020/06/30/evaluatie-wet-werk-en-zekerheid-wwz

 

De aard van ‘niet standaard’ werk

In Nederland zijn we geneigd deeltijdwerk te zien als middel voor een goede balans tussen werk en privéleven, waarin zorgtaken. De ongelijke man-vrouw verdeling daarbij wordt gemakshalve over het hoofd gezien. Elders wordt deeltijdwerk geassocieerd met onvolwaardig werk. Figuur 5 uit het Yearbook 2020 van Eurofound toont hoezeer Nederland afwijkt. Van 2008 op 2018 is het aandeel ‘standaard werkenden’ (voltijd vast contract) in ons land nog weer gedaald. Daling van het aandeel standaard werkenden blijkt tegelijk geen natuurverschijnsel. In het met Nederland vergelijkbare noordwest Europa zijn er landen met zo’n daling, maar evengoed enkele met gelijkblijvende of stijgende aandelen.

De gegevens zelf nuanceren het beeld dat ‘niet standaard’ werk onvolwaardig zou zijn. De uitsnede uit figuur 6 in dezelfde bron maakt duidelijk:

– in Nederland en direct omringende landen heeft ongeveer de helft van de niet standaard werknemers wél de zekerheid van een vast contract;

– dat geldt ook voor Denemarken; echter, in een andere Scandinavische EU-lidstaat, Zweden, heeft een derde van de niet standaard werknemers een vast contract; dat is Europees gemiddeld; terwijl EU-lidstaat Finland met een derde vaste contracten daar flink onder zit.

Het Eurofound Yearbook 2020

https://www.eurofound.europa.eu/sites/default/files/ef_publication/field_ef_document/ef21055en.pdf

 

Loonverschil tussen flexibele en vaste werknemers

Flexibele werknemers in Nederland verdienen bijna de helft minder dan vaste werknemers. Het CBS nuanceert dit algemene cijfer van haar: na correctie voor achtergrondkenmerken zoals leeftijd en opleiding is dat verschil aanzienlijk minder. Cijfers voor verschillende groepen flexibele werknemers zijn als volgt.

Loonverschil flexibele t.o.v. vaste werknemers abso-

luut

na cor-     rectie
oproepkrachten e.d. – 58% – 3%
uitzendkrachten – 37% – 13%
alle flexibele werknemers – 48% – 7%

Het volledige CBS-artikel, trends 2019, loonverschil

https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/statistische-trends/2019/loonverschil-tussen-flexibele-en-vaste-werknemers

 

Werking wetgeving ‘tegen flexwerk’

De toename van flexwerk was aanleiding voor wetgeving, voor het eerst in de jaren ’90. De Wet flexibiliteit en zekerheid trad op 1 januari 1999 in werking. Deze ‘Flexwet’ heet in de literatuur juist flexwerk in de hand gewerkt te hebben, de cijfers bevestigen dat, zie de tweede figuur van boven op deze pagina.

De figuur toont een opmerkelijke daling van tijdelijke contracten per 2017. Dat is nagenoeg zeker een effect van de Wet werk en zekerheid (Wwz). De evaluatie daarvan wees wat betreft flexibel werk op een grotere doorstroom van tijdelijke naar vaste contracten, zij het voornamelijk voor hoger opgeleiden en ouderen. De uitval van flexibele werknemers naar uitkeringsafhankelijkheid of inactiviteit nam af, en dat vooral voor lager opgeleiden en ouderen. “Hierdoor zijn de zekerheden voor de meeste flexibele werknemers verhoogd,” schrijven de onderzoekers, zonder daarbij exacte getallen te noemen.

Het evaluatieonderzoek nam uitkomsten onder de loep, maar ook gedrag en opstelling van werkgevers. “Uit de enquête onder werkgevers en de diepte-interviews met hen blijkt dat de invloed van de Wwz op het handelen van werkgevers relatief beperkt is. Dit komt voor een deel doordat niet alle werkgevers bekend zijn met de specifieke maatregelen. De werkgevers ontkennen eerder een effect dan dat zij een effect bevestigen.”

Deze Wwz-evaluatie verscheen in juni 2020, zonder publiciteit. Politiek-maatschappelijk was er al een verdere ontwikkeling. Het Regeerakkoord van kabinet Rutte-III van oktober 2017 bevatte al het voornemen voor andere wetgeving. Dat werd de Wet arbeidsmarkt in balans, in werking per 2020. Deze Wab is op onderdelen soepeler dan de Wwz, maar brengt anderzijds door een vijf procentpunten hogere WW-premie een forse prijsverhoging van flexibel werk (d.i. anders dan zzp-schap).

De evaluatie van de Wet Werk en Zekerheid, juni 2020, zie boven

Grote verwachtingen van de Wet Arbeidsmarkt in Balans?

Een dwarse kijk uit Denemarken: lees het artikel van januari 2020

De gevolgen van een crisis

Algemeen heet een crisis onwenselijke verschijnselen te versterken, ongelijkheden te vergroten. Daarvoor bleken in de coronacrisis volop aanwijzingen wat betreft arbeidsparticipatie van niet-westers allochtonen en van arbeidsbeperkten: die verliezen werk of komen nog moeilijker aan het werk. Daartegenover stond een opmerkelijke uitkomst wat betreft flexibel werk. TNO-onderzoeker Verbiest verzorgt de Flexbarometer met ABU en FNV, en kwam in maart 2021 tot de volgende cijfers.

In miljoenen 4e kwrtl 2019 4e kwrtl 2020
flexibele contracten       1,9 mln       1,7 mln
vaste contracten       5,6 mln       5,7 mln
zzp’ers       1,1 mln       1,2 mln

 

Zij loopt een reeks mogelijke verklaringen na, en daar blijkt vooralsnog weinig duidelijkheid. Er is enige daling van ‘vaste contracten zonder vaste uren’ in horeca en detailhandel; maar – contrair aan het beeld van de coronacrisis – ook zo’n daling in de magazijnen en bezorging voor de online-aankopen. Een grote toename in het aantal vaste contracten onder zorgpersoneel blijkt er ook niet. De Wab zou kunnen meespelen in de vermindering van flexibele contracten omdat ze uitzendwerk duurder maakt. Dat werpt de vraag op waar uitzendkrachten heen zijn gegaan: werkloosheid, zzp-schap, zekerder werk? Dat is niet te achterhalen, dat kan pas in een verdere toekomst wanneer CBS-stroomcijfers beschikbaar zijn.

Iets meer duidelijkheid ontstaat er door een nieuwsbericht van het CBS over het 1e kwartaal van 2021 in vergelijking met een jaar eerder. Het bureau meldt een (weliswaar mindere) daling van het aantal flexwerknemers, maar schrijft ook: “Het aantal werknemers met een vaste arbeidsrelatie nam .. toe, maar minder sterk dan voorheen.”

Het artikel van 1 maart 2021 in Flexnieuws.nl

https://www.flexnieuws.nl/columns/in-coronajaar-ontstonden-minder-flexibele-en-meer-vaste-contracten-hoe-kan-dat/

CBS-nieuws 18 mei 2021, daling flexwerkers afgevlakt

https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2021/20/daling-aantal-flexwerknemers-afgevlakt-na-begin-coronacrisis

 

Per saldo? Mirakel? Debakel?

Het bovenstaande bevat diverse gegevens – of zo u wilt: indrukken – over de stand van de arbeidsmarkt in Nederland. Die blijkt moeilijk eenduidig in feiten & cijfers te vangen. Daarbij speelt een rol dat de diverse (‘scholen’ van) auteurs en onderzoekers verschillende accenten leggen, ongelijksoortige concepten hanteren en uiteenlopende definities gebruiken. (Er is in bovenstaande bewust van afgezien om gedetailleerd op definitiegebruik in te gaan.) Daarnaast telt dat veel becijferde verschijnselen bij nader inzoomen anders ogen, zoals bijvoorbeeld de loonverschillen tussen vaste en flex werknemers na correctie voor achtergrondkenmerken.

Het is gangbaar cijfers reliëf te geven door vergelijking met het buitenland. Ook daarbij komen kwesties van vergelijkbaarheid van concepten en definities op.

Per saldo is de Nederlandse situatie niet makkelijk met enkele compacte kerncijfers of -woorden te duiden. In 1998 werd de term ‘het Nederlands mirakel’ genoemd. Dat mag nog steeds een juiste aanduiding heten zolang we het zien als vergelijking met het verleden zonder garantie voor resultaten in de toekomst.

Hoogleraar De Jong labelde de ontwikkeling van de aanpak van arbeidsongeschiktheid in 2011: “Van WAO-debakel naar WIA-mirakel”. Voor de arbosector is het verleidelijk te denken dat haar succes – minder verzuim en arbeidsongeschiktheid – heeft bijgedragen aan het Nederlands werkgelegenheidsmirakel. In de literatuur blijkt er geen basis voor die gedachte. Eerder het tegendeel, de bescherming van vaste werknemers zou de toename van flexwerk aangejaagd hebben. Daar valt ook weer op af te dingen, zie het dossier loondoorbetaling op deze site.

Wat zegt de wetenschap over de stand van de arbeidsmarkt? “Hoe goed werkt Nederland?” is een bundel van bijdragen van 19 auteurs, merendeels wetenschappers – van laten we zeggen ‘de Amsterdamse school’ in arbeidswetenschappen. De publicatie met 450 pagina’s is inhoudelijk afgerond in mei 2019, en is daarmee waarschijnlijk het laatste grote overzicht over de stand van de arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen in Nederland vóór de coronacrisis. Oogmerk is verdieping te geven aan het debat over de richting van de ontwikkeling van de arbeidsmarkt. Daarvoor is het nodig te weten: ‘Hoe goed werkt Nederland?’

De schrijvers geven letterlijk genomen geen antwoord op die vraag, er ontbreekt een maatstaf. ‘Ongelijkheid’ laten ze welbewust als rode draad lopen door hun hoofdstukken. De titel van het boek lijkt gekozen als kritiek op de zelfgenoegzaamheid waarmee we in ons land gewoonlijk de arbeidsmarkt bezien.

Wike Been, Maarten Keune en Frank Tros (redactie): Hoe goed werkt Nederland? Uitdagingen rond arbeidsmarkt, arbeidsverhoudingen en ongelijkheid (Vakmedianet, oktober 2019). € 39,95; ISBN 978 94 621 5649 4. Zie ook het nieuwsbericht van de Universiteit van Amsterdam, 7 november 2019 https://www.uva.nl/content/nieuws/persberichten/2019/11/hoe-goed-werkt-nederland.html?cb

 

Dus wat is het nou? Is Nederland nog steeds heel gelijk of groeit er van alles scheef?

NRC publiceerde een reeks artikelen over ongelijkheid in Nederland. In een daarvan, over arbeidsmarkt, welvaart en welvaartsverdeling, behandelde economisch redacteur Stellinga elkaar tegensprekende boeken. Volgens bijvoorbeeld economen van de Rabobank zouden werkgevers krenterig zijn met delen van hun winsten met de werkenden. Een CBS-medewerker ziet het anders. Stellinga spreekt van een moeizaam ontrafelen van ‘de dubbele ziel’ van Nederland’. “Opponenten bestoken elkaar met statistieken. .. Op de internationale ranglijsten springt Nederland er twee keer uit. Als een zeer gelijk land als het om inkomen gaat. En als een zeer ongelijk land als het om vermogen gaat.”

Haar slotalinea luidt: “Dus wat is het nou? Is Nederland nog steeds heel gelijk of groeit er van alles scheef? Nederland mag nog in allerlei opzichten een gelijk land zijn, en veel alarmerende statistieken over ongelijkheid verdienen het om te worden genuanceerd. Toch is er alle reden om buitengewoon ongerust te zijn. Natuurlijk zullen er altijd verschillen zijn, maar in Nederland worden we slechter in het optillen van degenen die beginnen met een achterstand. Het maakt weer meer uit in welk gezin je wordt geboren. Wie kansrijk is, krijgt bijna automatisch nog wat opkontjes. Wie kansarm is, krijgt wat extra hindernissen toegeworpen. Als je wint, zit de wind vaker mee, als je verliest vaker tegen. Zo blijven dubbeltjes vaker dubbeltjes en worden kwartjes makkelijker guldens. Dus ja, als we niet oppassen, groeit er van alles verder scheef.”

 

NRC 25 juni 2021: groeit er van alles scheef?

https://www.nrc.nl/nieuws/2021/06/25/nederland-is-een-ongelijk-land-nee-hoor-nederland-is-een-heel-gelijk-land-hoe-zit-het-nou-a4048814