Alle bedrijven moeten de mogelijkheid krijgen om alcohol- en drugstesten onder hun personeel af te nemen. Dat bepleitte VVD-Kamerlid Smals op 20 februari in De Telegraaf. Het vervolg was voorspelbaar. In de zitting van de Tweede Kamercommissie voor SZW dezelfde morgen ging het vooral daarover. De 12 (!) overige agendapunten kregen beperkt aandacht.

Beperkt steun

Werkgeversorganisaties lobbyen al langer om tests af te mogen nemen op gebruik van alcohol, drugs en op gevolgen van medicijnen. Staatssecretaris Van Ark had gemeld regelgeving daartoe voor te bereiden, allereerst bij cruciale functies in de zogeheten Brzo-bedrijven, vnl. (petro)chemische industrie. Smals (foto), sinds 7 maanden Kamerlid, bepleitte in de krant een ruimere aanpak: een bevoegdheid daartoe voor de medezeggenschap. Hij voerde in de Kamercommissie als eerste het woord, en werd al snel en veel geïnterrumpeerd. SP-er Van Kent kreeg van de commissievoorzitter twee keer de vermaning de term ‘bezopen voorstellen’ niet te gebruiken. Ook PvdA-er Van Dijk was heftig: ‘borrelpaatjes van werkgevers’, en ‘volgens de VVD rijden beroepschauffeurs dronken rond’. Bij anderen was er nuance, maar niet zonder meer steun voor de staatssecretaris. CDA-er Peters wees op het algemeen goede niveau van gezond en veilig werk in ons land, moeten we nog meer wetgeving willen? D66-er Van Weyenberg vroeg een en andermaal om onderbouwing van Van Arks voornemen, en bepleitte een oplossing door sociale partners. Volgens hem doorkruist de staatssecretaris dat overleg met haar voornemen: ‘werkgevers kunnen nu achterover leunen’.

De staatssecretaris meldde dat ze in mei 2019 de sociale partners gevraagd had onderling te overleggen, in december vroegen die uitstel. Zij wil nu alvast een stap zetten, de kwestie vraagt immers zeer zorgvuldige dus tijdrovende wetgeving. ‘Als er morgen een ongeluk gebeurt wil ik niet moeten volstaan met te zeggen dat ik sociale partners om een oplossing gevraagd heb’. Op aandrang in de tweede termijn van het debat zegde ze onderbouwing toe in het voorgenomen wetsvoorstel.

Kanttekeningen

  • In een eerder nieuwsbericht hadden wij opgeroepen gegevens, informatie, ervaring, feiten te melden. We kunnen nu zeggen dat de staatssecretaris die oproep ondersteunt. Haar uitspraak suggereert dat ze geen informatie heeft over feitelijke ongelukken door alcohol e.d. op het werk.
  • In het debat werd zijdelings een onderzoek van het CNV genoemd. Daarover hierna meer.
  • De belofte van de staatssecretaris om de noodzaak van tests te onderbouwen in het wetsvoorstel, lijkt een staatsrechtelijk novum. Het bevat de suggestie dat een wetsvoorstel zonder onderbouwing ook wel mogelijk zou zijn.
  • Tenslotte, voer voor complotdenkers: Smals ideeën gaan veel verder gaan dan de VVD en werkgevers eerder verwoordden. Was zijn interview bedoeld om ruimte te scheppen voor Van Ark tegenover de terughoudende zo niet kritische opstelling van andere regeringspartijen?

Maaltijdbezorgers jonger dan 16 jaar

Een tweede hoofd(pijn)punt in de commissiezitting was informatie van de Inspectie. Die stelde vast dat 15-jarigen in strijd met de regelgeving na 19.00 uur ’s avonds maaltijden bezorgen, dat ze onder tijdsdruk werken en betrokken zijn bij ongelukken. De dienst bepleit een verbod op maaltijdbezorgen door wie jonger is dan 16 jaar. Dat is eenvoudig te realiseren door te bepalen dat dit niet valt onder de term ‘niet- industriële arbeid van lichte aard’ die is toegestaan voor 15-jarigen en jongeren. De bewindspersoon sloot zo’n verbod niet uit, maar zag nuances, en wilde pas tegen de zomer met een opvatting komen. ‘U bent selectief actief’, zei SP-er Van Kent. D66-er Van Weyenberg (foto) viel hem bij: hier is een maatregel onderbouwd met een advies van de Inspectie, hier blijken ongelukken, en hier treuzelt de staatssecretaris.

Vereenvoudiging schadeafhandeling beroepsziekten: ingrijpend advies

De KoM had de commissie een brief gestuurd over twee punten: teleurstellend onderzoek inzake burn-outklachten, en verbeterrapportages na een ernstig arbeidsongeval. Die en andere onderwerpen kregen nauwelijks aandacht. Wel vermeldenswaardig zijn de volgende twee punten.

◦ Het advies van de commissie Vereenvoudiging schadeafhandeling beroepsziekten komt vóór 1 april. Van Ark stuurt het dan direct naar de Kamer. De standpuntbepaling wil ze laten lopen via het kabinet, dat kost meer tijd, waarschijnlijk tot na de zomer. Met andere woorden, het advies zal ingrijpend zijn.

◦ Het aantal burn-outklachten bracht GL-kamerlid Renkema tot de vraag: zijn arbeids- en organisatiepsychologen in te zetten? De staatssecretaris onderschreef dat van harte, ze zou dit in verder overleg meenemen, ze wees erop dat een OR nu al zo’n psycholoog als deskundige in kan schakelen. Ze zegde toe het mee te nemen in de kabinetsreactie op het WRR-rapport “Het betere werk”. Hier past ook een kanttekening. Zoals we eerder opmerkten, de kamerleden en de bewindspersoon hebben de arbodienstverlening niet goed op hun netvlies staan: de arbeids- en organisatiekundige, een van de vier verplichte arbodeskundigen, voorziet hierin.

Selectief vervolg?

Kamerleden kunnen aan het eind van de commissiezitting aangeven of ze een vervolg willen in een VAO. Dat Voortgezet Algemeen Overleg vindt dan later (meestal kort) plaats in de plenaire Tweede Kamer, zodat alle kamerleden desgewenst kunnen debatteren en moties beoordelen. Alleen Van Weyenberg meldde zo’n VAO te overwegen, wat hem betreft over maaltijdbezorgers jonger dan 16 jaar.

Het eerdere bericht over tests op de KoM-site

 

‘Het onderzoek van het CNV’

In het debat werd zijdelings een onderzoek van het CNV genoemd. Dat zou volgens VVD-er Smals onderbouwing bevatten voor zijn standpunt. D66-er Van Weyenberg, kritisch daarop, zou het van Smals toegestuurd krijgen. Wij van de KoM, wij doen natuurlijk zelf internet research.

Het gaat om een rapport “CNV Veiligheid op werk, oktober 2019”, uitgebracht door het Gronings bureau Kien, uitgevoerd door Panelwizard. Het vakverbond publiceerde dit om aan te tonen dat er meer arbeidsongevallen gebeuren dan de Inspectie rapporteert. (Overigens een voor de hand liggende uitkomst, de wettelijke taak van de dienst betreft alleen gedefinieerde ernstige arbeidsongevallen.) Het aantal respondenten is onduidelijk. Er is sprake van initiële deelname van 3326 mensen. Van hen werd echter mogelijk wel 86% uitgesloten van nadere bevraging, naar het lijkt omdat ze niet in een industriële of bouwomgeving werkten. Dit valt te lezen op pagina 1; het zou leiden tot resterend (mogelijk) 466 bevraagden. Echter, het rapport maakt in de hieronder weergegeven tabel van pagina 4 gewag van 1072 respondenten. Aan het onderzoeksbureau gaan we uitleg vragen.*

Die uitkomsten stemmen hoe dan ook niet vrolijk. In een interview zei CNV-bestuurder Van Wijngaarden: “3 procent van de ongevallen ontstaat door alcohol- of drugsgebruik”. Dat toont vooral aan dat de uitkomsten aanleiding geven tot onzorgvuldige interpretatie. De tabel maakt duidelijk dat 3,3% van de respondenten voor zich zelf de uitspraak ziet gelden: “Veel ongelukken op mijn werk ontstaan door alcohol- of drugsgebruik van medewerkers.”

Het CNV-onderzoek, door Panelwizard / Kien, externe link https://www.cnv.nl/fileadmin/user_upload/werk_en_inkomen/contract/CNV_veiligheid_op_werk_resultaten_.pdf

Het CNV over het onderzoek, externe link https://www.cnv.nl/actueel/nieuws/nieuwsdetail/onderzoek-cnv-1-op-de-4-werknemers-slachtoffer-van-bedrijfsongeval/

Het Algemeen Dagblad 15-10-19 over ‘CNV-onderzoek’, externe link https://www.ad.nl/ad-werkt/cnv-veel-meer-bedrijfsongevallen-door-risicovol-werk~aa572ce4/

* Aanvulling d.d. 25 februari. In een e-mail heb ik (Ton van Oostrum) bureau Kien er ook op gewezen dat gegevens nogal eens anders zijn dan de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden. In 2018, met bijna 63.000 respondenten, is bijvoorbeeld sprake van 69% werknemers die zeggen geen gevaarlijk werk te doen; dat is nogal anders dan de 52% die kien noemt. Ik vroeg me nader te informeren met een onderzoeksverantwoording en aangeven van de representativiteit van het onderzoek. Het antwoord was dat: “de opdrachtgever eigenaar [is] van de onderzoeksresultaten en -documenten. Wij kunnen daarom geen uitspraken doen of informatie geven over het onderzoek aan derden.”