Minister van Gennip kwam vandaag met plannen voor de toekomst van de arbeidsmarkt. Wat betreft ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid is het volgende te melden.

  1. Ze trekt het wetsvoorstel ‘RIV-toets door arbeidsdeskundigen’ in, ze laat het onderwerp aan de Onafhankelijke Commissie Toekomst ArbeidsongeschiktheidsStelsel (blz. 3 in haar brief).
  2. Ze geeft als noodmaatregel in 2023 en 2024 tijdelijke publieke medefinanciering aan de opleiding tot bedrijfsarts (blz. 14).
  3. Het kabinet kiest ervoor om kleine en middelgrote werkgevers onder voorwaarden de mogelijkheid te bieden de re-integratie van de werknemer in het tweede jaar volledig te richten op het tweede spoor. Dit voor duidelijkheid over de mogelijkheid van vervanging. Als werkgever en werknemer het niet eens zijn, geeft UWV een oordeel. Het betreft werkgevers met een loonsom tot en met 100 keer het gemiddelde premieloon per werknemer. Dit zal gelden voor zo’n 98% van de werkgevers en circa 35% van de totale loonsom in Nederland. “Het kabinet vermindert daarmee de onzekerheid van kleinere werkgevers, maar ontslaat hen niet van hun verantwoordelijkheid richting zieke werknemers. Bij ziekte is de inzet primair gericht op herstel en terugkeer van de werknemer.” (blz. 30)

 

De brief van de minister aan de Tweede Kamer 

Kanttekeningen Ton van Oostrum

Hoewel het een kort lopende noodmaatregel is, is de medefinanciering van de opleiding van bedrijfsartsen te waarderen. Verlenging is te bepleiten.

De intrekking van het wetsvoorstel inzake de RIV-toets is conform wens van de vakbeweging.

De focus op het tweede spoor is in lijn met eerder advies van de Sociaal-Economische Raad, en is nu ook met werkgevers en werknemers uitonderhandeld.

Het is heel opmerkelijk dat vakbonden dit steunen. Zij keerden zich tegen de ‘RIV-toets zonder verzekeringsarts’ mede omdat de – immers door de werkgever betaalde – bedrijfsarts te makkelijk zou oordelen dat (de normaal gesproken redelijk succesvolle) re-integratie bij de eigen werkgever niet mogelijk zou zijn.

Er valt vooral op dat er veel onduidelijk is. Consequenties voor het beroep op bedrijfs- resp. verzekeringsartsen en UWV worden niet benoemd.

De minister noemt geen invoeringstermijn. Waarschijnlijk is invoering snel mogelijk, de verandering lijkt hem te zitten in aan te passen regels van UWV bij het eind van het tweede jaar. Zie daartoe het volgende citaat. Juristen kunnen zich buigen over de vraag of hier ongelijke behandeling van werknemers naar bedrijfsgrootte speelt.

 

Citaat uit bijlage 3 bij brief minister van Gennip:

“De arbeidsovereenkomst mag na toestemming van UWV worden opgezegd na het tweede jaar. UWV toetst daarbij of de werkgever op dat moment geen beschikbare arbeidsplaats heeft voor zijn langdurig zieke of herstelde werknemer en die ook niet verwacht te krijgen binnen 13 weken. Kleinere werkgevers [loonsom tot en met 25 x gemiddelde premieloon] kunnen het dienstverband met de (geheel of gedeeltelijk herstelde) werknemer opzeggen als de (aangepaste) functie van de werknemer niet meer beschikbaar is of komt binnen 13 weken. Middelgrote werkgevers [loonsom 26 tot en met 100 x] kunnen het dienstverband opzeggen als de (aangepaste) functie van de werknemer niet meer beschikbaar is en er ook geen ander passend werk beschikbaar is of komt binnen 13 weken. Dit betekent onder meer dat een werknemer die toch hersteld is in het tweede ziektejaar nog weer terug kan keren, als zijn functie nog niet duurzaam vervuld is.”

 

Ik open een groepsgesprek in de LinkedIn-groep van Kwaliteit op Maat.