Vervolg op ‘Borstlap’: tip van de sluier opgelicht – – – 

Het document was 1 juli klaar, op 15 juli stuurt minister Koolmees het aan de Tweede Kamer: ambtelijk uitgewerkte technische beleidsvarianten, direct volgend uit met name het eindadvies van ‘De Commissie Borstlap’ over de toekomst van de arbeidsmarkt. De bewindspersoon benadrukt een en andermaal dat de 39 beleidsvarianten resultaat zijn van een uitsluitend ámbtelijk proces. “De opties in deze bundel bevatten nadrukkelijk geen oordeel over de [politieke] wenselijkheid van de opgenomen maatregelen.” UWV, de Inspectie SZW, VNG, de Raad voor de Rechtspraak en de Raad voor de Rechtsbijstand hebben meegelezen en een voorlopige inschatting kunnen geven van uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid; alleen de Belastingdienst kwam daar niet aan toe. Koolmees meldt “na de zomer” te komen met de kabinetsreactie op ‘Borstlap’ en het WRR-rapport ‘Het betere werk’.

Omstreden kwesties

De ambtenaren beschrijven neutraal de plus- en minpunten en ingeschatte kosten van varianten. De eerste van de reeks betreft “Vereenvoudigen voor werkgever om functie, arbeidsplaats en arbeidstijd te wijzigen bij bedrijfseconomische redenen”. Het doel – ook zo genoemd door ‘Borstlap’ – heet het vaste contract aantrekkelijker te maken voor de werkgever. De droge ambtelijke tekst, “Dit zal leiden tot meer geschillen”, verhult dat de bonden zich hier al eerder fel tegen verzetten. De tekst is hier wel heel erg apolitiek: geen (zittend / startend) kabinet kan zich (in zijn nadagen / eerste dagen) een vol Malieveld veroorloven.

Eén jaar loondoorbetaling

De varianten 32 en 33 betreffen de loondoorbetaling en re-integratie. Voor de goede orde: twee jaar loondoorbetaling komt hier niet aan de orde, dat is immers staand beleid, het succes ervan wordt niet benoemd.

De ambtenaren beschrijven de modaliteiten en effecten van één jaar loondoorbetaling. De vaste lezer van deze nieuwsbrief ziet in variant 33 niets nieuws, ook niet in de hogere collectieve lasten van 800 miljoen, of in het grotere beslag op capaciteit van UWV.

Relevant: opzegverbod kan twee jaar blijven

Nooit eerder echter verscheen een variant waarbij één jaar loondoorbetaling samen gaat met behoud van het opzegverbod tijdens ziekte gedurende twee jaar. De ambtelijke omschrijving van variant 32 luidt: “In het tweede jaar is er geen verplichting tot loondoorbetaling. Er is ook nog geen aanspraak op de WIA. Daarom moet er – vergelijkbaar met de ZW – een uitkeringsrecht voor de zieke in het tweede ziektejaar komen. Vanaf het tweede jaar neemt UWV alle re-integratieverantwoordelijkheden (inclusief reeds lopende trajecten) over van de werkgever. Werknemer kan binnen 2 jaar altijd terugkeren naar bedongen dan wel passende arbeid bij de werkgever. Werkgevers krijgen de mogelijkheid om voor dit uitkeringsrecht eigenrisicodrager te worden.” Na een jaar toetst UWV op de re-integratie inspanningen en op toelating tot uitkering in het tweede ziektejaar. De collectieve lasten stijgen dan met ‘slechts’ 600 miljoen.

Het bezwaar hiertegen, het beslag op capaciteit van UWV, is flink te verminderen. De bedrijfsarts of arbodienst kan in het tweede jaar de verzuimbegeleiding voortzetten, wellicht gefinancierd uit het collectieve potje. Dat sluit aan op eerdere discussies onder arboprofessionals.

  • Toenmalig NVAB-directeur Kees van Vliet zei in februari over ‘Borstlap’: De beroepsgroep is “.. niet bij voorbaat positief over een voorstel om de verplichte loondoorbetaling te verkorten naar één jaar. .. Voor alle duidelijkheid: we zeggen niet op voorhand dat het onmogelijk of onverstandig is. Wel dat het cruciaal is om in een eventuele nieuwe opzet de deskundige medische begeleiding te blijven waarborgen.”
  • De Algemene Leden Vergadering van Kwaliteit op Maat stelde in juni over één of twee jaar loondoorbetaling: “Vermijd gekibbel, stel kwaliteit en continuïteit van ziekteverzuimbegeleiding centraal.”
  • Diverse bedrijfsartsen zien als risico van één jaar loondoorbetaling dat o.a. kanker- en PTSS-patiënten merendeels in het tweede jaar re-integreren, vooral in eigen werk. Het ‘terugkeerrecht’ is voor deze mensen wezenlijk, een plek bij een andere werkgever is vrijwel uitgesloten.

Perspectief

Het laatste – gezondheidskundig belangrijke – punt ontbreekt in de ambtelijke overwegingen. Het is denkbaar dat de financiële raming hiermee gunstiger uitkomt. In enkele andere landen dan Nederland kan de keuring voor langdurige arbeidsongeschiktheid uitgesteld worden bij vooruitzicht op herstel. De aanvankelijke sociaal medische begeleiding blijft ongewijzigd. Dit is precies de minder ‘harde’ overgang van werk naar niet werk waar Kwaliteit op Maat voorstander van is.

 

 

Het document bevat nog andere interessante varianten.

4: Transitievergoeding omvormen tot persoonlijk ontwikkelbudget. Dit kan de arbeidsmobiliteit verhogen doordat mensen zich laten bij- of omscholen tot beroepen met betere arbeidsmarktkansen. Knelpunt is dat de korte dienstverbanden maar weinig vergoeding dus scholingsopties geven. Vraag is ook of het ontwikkelbudget zinvol is bij arbeidsongeschiktheid.

23: De loopbaanwinkel. Een verplicht periodiek bezoek brengt scholings- en ontwikkelingsnoodzaak in kaart. Nalatigheid vermindert duur en/of hoogte van de uitkering bij werkloosheid. De loopbaanwinkel heeft verder een rol bij (dreigende) werkloosheid of arbeidsongeschiktheid.

De navolgende hebben (mede) de functie de druk op (verzekeringsartsen van) UWV te verminderen.

  1. Loondoorbetaling afstemmen aan investeringen eerste spoor Onder deze titel staan opties om één jaar loondoorbetaling nog in te korten: door ontslag wanneer er geen mogelijkheden tot herplaatsing (te creëren) zijn binnen het eigen bedrijf. Dit door laten vervallen van de verplichting tot 2e spoor re-integratie die gewoonlijk vooral in het tweede jaar plaats vindt.
  2. IVA-uitkering verlagen naar 70% van het laatstverdiende loon. De IVA-uitkering gaat van 75% naar 70% van het laatstverdiende loon, gelijk aan het basisniveau van de WGA-uitkering. Dit vermindert de financiële prikkel tot vragen om herbeoordeling van WGA naar IVA.
  3. Sociaal-medische beoordeling op basis van stukken De verzekeringsarts van UWV beoordeelt waar mogelijk alleen op basis van stukken. Indien volgens kaders nodig, aangevuld met direct persoonlijk contact, fysiek en/of door (beeld)bellen.

37: Verplicht eigenrisicodragerschap voor de Ziektewet. Dit heet een logisch complement op het terugbrengen van de loondoorbetaling bij ziekte naar één jaar. Zulks vanwege de grotere gelijkheid van ‘vaste’ en ‘flex’ werknemers.

38: Taakherschikking sociaal medisch beoordelen. De WIA- e.d. claimbeoordeling is door bijvoorbeeld een verpleegkundige in plaats van de verzekeringsarts te doen. Het heet “No go” voor verzekeringsartsen, is kostenneutraal.

 

De ‘technische beleidsvarianten’ https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-sociale-zaken-en-werkgelegenheid/documenten/rapporten/2020/07/01/technische-beleidsvarianten-ter-verdere-invulling-van-het-advies-van-de-commissie-regulering-van-werk